Zorgplicht

De Cyberbeveiligingswet schrijft tien zorgplichtmaatregelen voor waar organisaties ten minste aan moeten voldoen. Het NCSC heeft verschillende adviesproducten ontwikkeld die je kunnen helpen om deze maatregelen te nemen. Organisaties zijn zelf verantwoordelijk voor het vaststellen welke maatregelen passend zijn. Risicomanagement vormt hierbij de basis.

Maatregel 1. Maak een risicoanalyse

Art. 21 lid 3 sub a: beleid inzake risicoanalyse en beveiliging van informatiesystemen.

Het maken van een risicoanalyse is de eerste stap in het verbeteren van de cyberweerbaarheid van je organisatie. Het geeft je namelijk inzicht in welke risico’s het zwaarst wegen en waar maatregelen het hardst nodig zijn. Begin daarom met een risicoanalyse.

Maatregel 2. Richt incidentrespons in

Art. 21 lid 3 sub b: incidentenbehandeling

Incidentrespons is het proces van beheer en mitigatie dat je doorloopt tijdens een incident. Het is beter om je acties vooraf te plannen, zonder tijdsdruk. Een Incident Response Plan (IRP) helpt je organisatie om bij een incident adequaat te reageren en gecoördineerd actie te ondernemen om negatieve gevolgen te beperken. Beschrijf daarom in een incidentresponseplan hoe je reageert op een cybersecurity-incident.

Maatregel 3. Bereid je voor op uitval

Art. 21 lid 3 sub c: bedrijfscontinuïteit, zoals back-upbeheer en herstelplannen, en crisisbeheer

Ga ervan uit dat (langdurige) uitval altijd kan gebeuren, ondanks preventieve maatregelen. Bereid je daarom voor en zorg ervoor dat je organisatie zo snel mogelijk weer kan herstellen.

Maatregel 4. Maak je toeleveringsketen veilig

Art. 21 lid 2 sub d: de beveiliging van de toeleveringsketen, met inbegrip van beveiligingsgerelateerde aspecten met betrekking tot de relaties tussen de entiteit en haar rechtstreekse leveranciers of dienstverleners

Neem ketenrisico’s mee in je risicomanagement. Als organisatie ben je vaak afhankelijk van producten of diensten van toeleveranciers. Dit houdt ook in dat je afhankelijk bent van de digitale weerbaarheid van je toeleveranciers, zelfs als je eigen digitale weerbaarheid op orde is.

Maatregel 5. Zorg dat cyberhygiëne op orde is

Art. 21 lid 3 sub g: basispraktijken op het gebied van cyberhygiëne en opleiding op het gebied van cyberbeveiliging

Werk volgens de basisprincipes van digitale weerbaarheid. Door deze stappen op te nemen in het cybersecuritybeleid, zorg je ervoor dat alle werknemers zich aan dezelfde afspraken houden.

Het Cbw-artikel vraagt ook om opleidingen te faciliteren om veilig gedrag te stimuleren. 'Basisprincipe 2 ‘Bevorder veilig gedrag’ gaat in op de rol van de medewerkers. Bied cybersecuritytrainingen aan en houd cybercrisisoefeningen, zodat je medewerkers veiliger kunnen handelen. Een goede veiligheidscultuur is de sleutel tot een veilige werkomgeving.

Maatregel 6. Beveilig netwerk- en informatiesystemen

Art. 21 lid 2 sub e: beveiliging bij het verwerven, ontwikkelen en onderhouden van netwerk- en informatiesystemen, met inbegrip van de respons op en bekendmaking van kwetsbaarheden.

Beveilig netwerk- en informatiesystemen tegen kwetsbaarheden. Let bij de aanschaf van systemen op de ondersteuning van de maker. Stel procedures op voor patchmanagement en welke beveiligingsinstellingen je toepast. Zorg voor een contactpunt waar beveiligingsonderzoekers zich kunnen melden wanneer zij beveiligingslekken in jouw systemen hebben ontdekt.

Maatregel 7. Versterk de beveiliging op het gebied van personeel, toegang en assetbeheer

Art. 21 lid 3 sub i: beveiligingsaspecten ten aanzien van personeel, toegangsbeleid en beheer van assets.

Stel beleid op hoe je medewerkers toegang verleent tot welke systemen en informatie. Zorg voor inzicht in al je assets en beschrijf op functieniveau wie daar toegang toe moet hebben. Bepaal voor welke functies je personeel gescreend moet worden.

Maatregel 8. Gebruik passkeys voor authenticatie

Art. 21 lid 2 sub j: wanneer gepast, het gebruik van multifactor-authenticatie- of continue-authenticatieoplossingen, beveiligde spraak-, video- en tekstcommunicatie en beveiligde noodcommunicatiesystemen binnen de entiteit.

Gebruik passkeys (in plaats van wachtwoorden) voor authenticatie. Deze techniek op basis van de FIDO2-standaard is in hoge mate bestand tegen phishing. Gebruik op plaatsen waar nog wachtwoorden nodig zijn multifactorauthenticatie.

Multifactorauthenticatie vereist het gebruik van twee of meer verschillende factoren om de echtheid van je identiteit of bevoegdheid vast te stellen.

Maatregel 9. Stel cryptografiebeleid op

Artikel 21 lid 2 sub h: beleid en procedures inzake het gebruik van cryptografie en, in voorkomend geval, encryptie

Gebruik encryptie om gegevens te versleutelen. Beschrijf in je cryptografiebeleid waar en hoe je encryptie toepast. Denk hierbij aan zowel plaatsen waar gegevens worden opgeslagen, als verbindingen waar gegevens worden verstuurd en ontvangen.

Maatregel 10. Beoordeel de effectiviteit van maatregelen

Art. 21 lid 2 sub f: beleid en procedures om de effectiviteit van maatregelen voor het beheersen van cyberbeveiligingsrisico’s te beoordelen.

Zorg voor beleid dat je maatregelen periodiek, bijvoorbeeld jaarlijks, worden getoetst op effectiviteit. Dit helpt risico’s te beheren, zorgt voor naleving van wetgeving, en identificeert verbeterpunten.